Kamerlid
Kruimelpad
Vraag aan minister Vandenbroucke over het tekort aan zorgverleners
Kathleen Depoorter (N-VA): Mijnheer de minister, De Tijd publiceerde onlangs een evaluatie van het wittebloezenfonds, het fonds dat komaf moest maken met het personeelstekort in de zorg. Ik zal mij voornamelijk toespitsen op de maatregelen voor de thuiszorgsector, een sector met een structureel tekort en structurele problemen. U hebt er onder andere voor gezorgd dat sommige ingrepen in daghospitalisatie kunnen worden uitgevoerd.
U hebt er echter niet aan gedacht dat die patiënten thuis ook moeten worden verzorgd door een thuisverpleegkundige. In De Tijd legt men de vinger op de wonde: het personeelstekort in de zorg is en blijft groot. Het verschuiven van de problematiek van ziekenhuizen naar dagopnames is geen goede structurele oplossing.
(1) Welk belang hecht u aan de berichtgeving van De Tijd? Welke conclusies zult u hieruit trekken? Aan welke maatregel zult u prioriteit geven? U gaf onlangs aan dat het Zorgpersoneelfonds voor meer dan 5.000 jobs heeft gezorgd. Kunt u mij vertellen hoeveel extra jobs voor thuisverpleegkundigen werden gecreëerd? Kunt u hierbij een uitsplitsing maken van zelfstandige thuisverpleegkundigen en thuisverpleegkundigen in dienstverband? Hoeveel verpleegkundigen werden er in de jaren 2021 en 2022 bovendien ingezet in wijkgezondheidscentra dankzij de middelen uit het Zorgpersoneelfonds?
(2) Ik heb ook gelezen dat van de middelen waarin was voorzien, 8 miljoen euro verloren is en dat er dit jaar nog 34 miljoen euro nog moet worden besteed opdat die niet verloren zou zijn. Hoe zult u die prioritair besteden?
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw Depoorter, het artikel in De Tijd waarnaar u verwees, heb ik ook gelezen. Het was een goed en interessant stuk. Het bevatte ook een aantal kritische bedenkingen bij initiatieven die wij nemen, onder meer bij wat vanochtend voorlag in deze commissie, namelijk de introductie van een onderscheid tussen een basisverpleegkundige en een verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg. In het artikel werden kritische geluiden daarover geciteerd.
Het artikel wijst op de realiteit van een zorgsector die enorm onder druk staat, op alle mogelijke fronten. Dat is echt een realiteit waarmee we leven, die voor een groot stuk demografisch is. Er zijn meer en meer oudere mensen, er is meer en meer chroniciteit, terwijl jonge mensen misschien minder gemakkelijk worden aangetrokken tot bepaalde onderdelen van de zorgsector qua beroepsprofielen.
Het is een verhaal van blijven investeren, maar ook van hervormen. Het Zorgpersoneelfonds was een belangrijke investering, tot stand gebracht hier in het Parlement. Wij hebben bij dat Zorgpersoneelfonds nog wat bijkomende investeringen gedaan, onder meer in noodmaatregelen die in de zomer werden afgeklopt. Er is eenmalig 20 miljoen euro voor bijkomend ondersteunend personeel. Er is een bijkomende subsidiemogelijkheid voor investeringen in technologie en uitrusting die het mogelijk maken om het personeel efficiënter in te zetten, om het personeel toe te laten zich meer te concentreren op de echte zorgtaken.
In het laatste begrotingsconclaaf van de regering, in maart, voor de paasvakantie, heb ik ook nog een bijkomende schijf van 20 miljoen aan investeringen in zorgondersteuning in de ziekenhuizen verkregen. We voegen daaraan dus nog inspanningen toe. Het is investeren en blijven investeren. Het is echter ook hervormen.
Collega’s, uw vragen zouden voor een stuk goed gepast hebben in de discussie van vanochtend. Die discussie was immers zowat het startschot van een bredere discussie over hervormingen in de sector, waarbij we de profielen, de taken en de samenwerking bekijken.
Mevrouw Depoorter, u had concrete vragen over het Zorgpersoneelfonds. We hebben het evaluatierapport voor 2021 op 7 april doorgestuurd naar de Kamer. In 2021 zijn er iets meer dan 5.000 voltijdequivalenten gefinancierd met het fonds. Voor 1.960,86 voltijdequivalenten betrof het nieuw gecreëerde tewerkstelling. De overige voltijdequivalenten betreffen bestendigde tewerkstelling die in 2019 en 2020 al gerealiseerd werd, die vandaag nog altijd aanwezig is en door het Zorgpersoneelfonds gefinancierd wordt. Op zich is dat Zorgpersoneelfonds dus wel een heel belangrijke verwezenlijking. U hoort mij echter zeker niet zeggen dat dit voldoende is. Het is wel een immense verwezenlijking.
In 2021 werd een eenmalige aanmoedigingspremie uitgewerkt en gefinancierd ten belope van bijna 14 miljoen euro voor verpleegkundigen in de wijkgezondheidscentra en voor zelfstandige verpleegkundigen en zorgkundigen die in de thuiszorg werken. Gegevens over de impact van die maatregel op een eventuele verhoging van het aantal voltijdequivalenten aan zelfstandige thuisverpleegkundigen heb ik niet ter beschikking. Voor de sector van de loontrekkende verpleegkundigen werden in de private sector 102,89 voltijdequivalenten gecreëerd in 2021. In de openbare sector kon door administratieve omstandigheden de concrete verdeling niet gebeuren in 2021. De middelen van 2021 worden samen met die van 2022 verdeeld in functie van het aantal werknemers per werkgever. Voor de wijkgezondheidscentra werd in 2021 geen budget toegekend in de private sector, omdat het budget 2021 slechts gekend was en ontvangen werd in de loop van het vierde kwartaal van 2021.
Het beheerscomité van Kamer 5 van het Fonds Sociale Maribel 330 heeft besloten de budgetten voor 2021 en 2022 in 2022 toe te wijzen. Het budget 2021 is te besteden tegen uiterlijk eind 2023 en het budget 2022 is te besteden tegen uiterlijk eind 2024 voor de creatie van jobs van zorgpersoneel, de eerste prioriteit, en de creatie van jobs ter ondersteuning van het zorgpersoneel, de tweede prioriteit. Voor de openbare sector kon de concrete verdeling zoals gezegd nog niet gebeuren door administratieve omstandigheden.
Voor het jaar 2022 zijn de cijfers over de gecreëerde tewerkstelling nog niet beschikbaar. Het is een ingewikkeld verhaal omdat het Zorgpersoneelfonds een fonds is. Men schuift met die middelen over de verschillende jaren. De gegevens komen maar traag ter beschikking, dat vind ik zelf ook. We weten pas met veel achterstand wat dat concreet heeft betekend. Ik blijf dat wel een belangrijk mechanisme vinden, ook omwille van het lokaal sociaal overleg dat daarmee gepaard gaat.
Terugkomend op de algemene problematiek, mevrouw Gijbels, mevrouw Depoorter, durf ik niet te zeggen dat de maatregelen die wij vanmorgen hebben besproken het ultieme antwoord zijn, absoluut niet. Ik denk dat we een brede hervorming moeten uitwerken, met de filosofie dat men meer mensen met verschillende talenten, competenties en opleidingsniveaus voor de zorg kan aantrekken.
Ik heb dat vanmorgen niet gezegd, omdat ik nog geen repliek heb gegeven, maar ik ben het eens met wat vanuit Vlaanderen werd gevraagd, met name om de mensen die HBO5 hebben gevolgd niet te laten vallen en om voor hen een nieuwe toekomst te creëren, met een beter toegespitst profiel, naast dat van verantwoordelijke verpleegkundige voor de algemene zorg.
Men zou verschillende profielen in een fijn opgebouwde ladder kunnen creëren, gaande van een specifiek profiel voor zorgondersteuner, een logistiek assistent met uitgebreide taken, een gepreciseerd competentieprofiel van een zorgkundige, een basisverpleegkundige, een verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg, een verpleegkundig specialist tot een verpleegkundige klinisch onderzoek. Als men zo’n ladder heeft en men creëert ook doorgroeimogelijkheden, dan valoriseert men alle mogelijke talenten en competenties.
Als men enthousiaste mensen in die sector wil hebben en houden, dan heeft men wat mij betreft eigenlijk een klavertje vier nodig.
We moeten ervoor zorgen dat de mensen naar waarde worden ingezet. Ik meen dat we verpleegkundigen voor een deel moeten ontlasten van taken waarvoor ze eigenlijk niet opgeleid zijn: administratieve taken, maar soms ook basishygiëne of zeer elementaire handelingen. Ik vind tevens dat er taken zijn die vandaag door huisartsen vervuld worden, die ook door verpleegkundigen uitgevoerd kunnen worden. Ik wil in het komende halfjaar verder werk maken om mensen in te zetten naar hun waarde.
Ten tweede denk ik dat we die mensen waar mogelijk ook meer autonomie moeten geven. Ik denk dan aan het feit dat een verpleegkundige paracetamol vandaag alleen op voorschrift van een arts mag toedienen. Dat moeten we misschien veranderen en hen meer autonomie geven.
Ten derde moeten we een goede en vlotte samenwerking bevorderen door de gestructureerde equipes in te schrijven in onze wetgeving. Een vlotte samenwerking betekent ook dat er voldoende flexibiliteit is in wat mensen kunnen doen of niet kunnen doen.
Tot slot meen ik dat we doorgroeimogelijkheden moeten creëren op de ladder. Dat is iets wat ook mevrouw Fonck vanmorgen gezegd heeft tijdens het debat. Zij is hier nu niet meer, maar we zullen daar ongetwijfeld op terugkomen. Dit zijn voor mij enkele sleutels.
Kathleen Depoorter (N-VA): Mijnheer de minister, het was een zeer uitgebreid antwoord, maar over het onderdeel waarop ik wil focussen, namelijk de zelfstandige thuisverpleegkundigen, heb ik heel weinig vernomen. U stelt dat niet kan worden ingeschat hoeveel extra zelfstandige thuisverpleegkundigen we hebben aangetrokken. U kunt dat uiteraard niet inschatten, want u hebt voor hen niets gedaan. Voor een eenmalige premie hebt u een wetswijziging doorgevoerd. U had bijvoorbeeld ook het RIZIV-statuut kunnen aanpassen.
De aantrekkelijkheid van de job is ook rechtstreeks gelieerd met het pensioenstelsel dat kan worden opgebouwd. De N-VA-fractie heeft daarvoor een wetsvoorstel ingediend. Ga ervoor. U hebt nog tijd tot het einde van het jaar om 34 miljoen euro te investeren in de sector, om ervoor te zorgen dat het aantrekkelijk is om als thuisverpleegkundige aan de slag te gaan en dat men niet wordt gediscrimineerd ten opzichte van bijvoorbeeld kinesitherapeuten of logopedisten. U hebt trouwens nood aan die thuisverpleegkundigen, want u hebt ervoor gezorgd dat er meer dagopnames zijn. Ik vraag u dus om hier werk van te maken, het voorstel van de N-VA door te nemen, het goed te keuren en ervoor te zorgen dat mensen daadwerkelijk als thuisverpleegkundige aan de slag gaan.