Kamerlid
Kruimelpad
Vraag aan minister Vandenbroucke over de besnijdenis van jonge vrouwen
Kathleen Depoorter (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, onderzoek uit 2020 schat het aantal besneden vrouwen in ons land op 23.000. Vzw GAMS België waarschuwde onlangs voor het feit dat ongeveer 12.000 meisjes het risico van besnijdenis lopen.
In welke mate bent u op de hoogte van besnijdenissen en eventuele complicaties van de besnijdenis? Is er een meldpunt of aangifteplicht voor artsen die in contact komen met meisjes die de besnijdenis ondergingen en zich tot hen wenden bij complicaties? In hoeverre ondernam u stappen naar artsen toe ter waarschuwing of met betrekking tot alertheid voor het probleem?
Hoeveel meldingen van complicaties bij bevallingen van besneden vrouwen werden er gerapporteerd sinds het begin van uw mandaat? Hoe draagt uw administratie bij tot het voorkomen van dergelijke genitale verminking van meisjes uit bepaalde etnische doelgroepen?
Minister Frank Vandenbroucke: De cijfers die u aanhaalt komen uit het vierde prevalentieonderzoek, uitgevoerd op vraag van de staatssecretaris voor Gelijke Kansen en mezelf, in toepassing van het actieplan ter bestrijding van gendergerelateerd geweld 2021-2025. Het is een statistische schatting van vrouwen en meisjes die al besneden zijn of het risico lopen om besneden te worden. Deze cijfers laten zien dat er een reële toename is van het aantal meisjes dat het risico loopt om besneden te worden. Deze toename kan worden verklaard door de toename van vrouwelijke vluchtelingen uit een land waar vrouwenbesnijdenis wordt toegepast.
Om een idee te krijgen van het aantal ingrepen of opnames van vrouwen die genitale verminking hebben ondergaan, verplicht de wet van 18 juni 2018 om gevallen van genitale verminking te registreren in het medisch dossier van de patiënt. Deze wet herneemt de bepalingen opgenomen in artikel 20, § 5, van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 betreffende ziekenhuizen en andere zorginstellingen en artikel 2, § 1, 11°, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 ter bepaling van de algemene minimumvoorwaarden waaraan het medisch dossier moet voldoen.
Over de toepassing van deze wet is op 22 december van vorig jaar een omzendbrief naar alle ziekenhuizen verzonden, om het medisch personeel te herinneren aan de verplichting om in het medisch dossier van de patiënt het type genitale verminking, het land en de regio van herkomst van de betrokkene en haar familie te vermelden. Complicaties na genitale verminking worden niet opgenomen in het medisch dossier
Ik zal nu antwoorden op uw tweede vraag. Op nationaal niveau zijn er twee behandelingscentra voor genitale verminking: een in het CHU Saint-Pierre in Brussel en een in het UZ Gent. Over deze twee centra werd in februari van dit jaar een sensibiliseringscampagne gelanceerd op initiatief van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, in samenwerking met GAMS en de FOD Volksgezondheid. Op 3 februari werd een persconferentie gehouden om de sensibiliseringstools voor te stellen.
De sensibiliseringscampagne bestaat onder andere uit voorstellingsvideo’s over de twee centra, video’s met getuigenissen, posters en folders.
Ten derde worden sinds 2016 regelmatig opleidingen gefinancierd voor zorgpersoneel van ziekenhuizen. Voor 2023-2024 is een ruim budget vrijgemaakt om zorgpersoneel te informeren en op te leiden inzake detectie, begeleiding en behandeling van slachtoffers van genitale verminking. De opleidingen vinden voornamelijk plaats in ziekenhuizen, maar er zal ook een e-learningmodule worden ontwikkeld. Daarnaast zullen er ondersteunende instrumenten worden ontwikkeld voor de pediatrische afdelingen van de ziekenhuizen.
Ten vierde, sinds het begin van mijn mandaat zijn 334 gevallen van genitale verminking geregistreerd in 2020 en 378 in 2021. Voor 2022 hebben we nog geen cijfers. We beschikken niet over gegevens van gemelde complicaties bij bevallingen, aangezien die niet zijn opgenomen in de minimale ziekenhuisgegevens.
Ten vijfde, de actualisering van het prevalentieonderzoek heeft het mogelijk gemaakt om de meisjes die risico lopen op besnijdenis onder de aandacht te brengen en om groepen migranten te benaderen uit landen waar die wordt toegepast. Daarnaast is mijn administratie actief betrokken bij de opleiding van zorgpersoneel in ziekenhuizen, de detectie, de begeleiding en de opvang van vrouwelijke genitale verminking. Ook steun ik het ACCESS-project, een Europees project dat sensibiliseringstools verspreidt onder organisaties die werkzaam zijn op het gebied van genitale verminking, met name de opvangcentra voor vluchtelingen, gemeenschapsverenigingen, psychosociale dienstencentra voor de integratie van buitenlanders, medische diensten enzovoort. De sensibilisering van specifieke doelgroepen gebeurt door verenigingen op het terrein, waarmee mijn administratie samenwerkt. Die verenigingen werken evenwel ook samen met verenigingen die verantwoordelijk zijn voor preventie en gezondheidspromotie.
Kathleen Depoorter (N-VA): Mijnheer de minister, preventie ten aanzien van ouders en bepaalde groepen is inderdaad heel belangrijk. Het is goed dat er een opleiding voor zorgpersoneel wordt georganiseerd en dat er ook op de pediatrische afdelingen aandacht aan het probleem wordt geschonken.
Wat ik jammer vind, is dat complicaties als gevolg van genitale verminking niet worden opgenomen of gerapporteerd. De verminking gebeurt immers vaak in heel onhygiënisch omstandigheden die een gevaar vormen voor het kind. Ook de daaruit voortvloeiende trauma’s zijn ernstig.
Twee behandelingscentra is niet overdreven veel. De doorverwijzing van de patiënten naar het juiste centrum zal ook mee worden opgenomen in de opleiding van de zorgverstrekkers, maar dit blijft toch een aandachtspunt. Als maatschappij kunnen wij dergelijke culturele barbaarsheden niet aanvaarden.