135 aanbevelingen moeten de federale regering op de rails zetten naar een beter beleid en een grotere voorbereidheid voor komende crisissen, al is dat in alle mediastilte waarschijnlijk aan uw aandacht ontsnapt.
Toch verdienen het eindrapport, de aanbevelingen en de grondige discussiepunten aandacht én opvolging.
Hoe diep heeft de commissie gegraven in de aanpak van de grootste crisis in de voorbije decennia? Is de maatschappelijke wonde die het virus veroorzaakte gereinigd en behandeld? Of blijkt het rapport een haastig opgeplakte pleister?
Het is een feit dat de commissie haar werk grondig probeerde aan te pakken en via tal van hoorzittingen de pijnpunten onder ogen zag. Tijdens het verwoorden van de vaststellingen en het formuleren van aanbevelingen in het eindrapport, ontbrak echter daadkracht en wilskracht van de meerderheid.
Leiders die tijdens de crisis hun verantwoordelijkheid ontliepen en zich niet als leider opstelden, slaan geen mea culpa. Noch werden ze op hun fouten gewezen door de volgzame parlementsleden van de meerderheidspartijen. Met als gevolg dat er weinig overblijft van de doelstelling om onvergeeflijke fouten in de toekomst te voorkomen. Zelfs de federale overheidsinstellingen, die de hoofdrol vervulden, krijgen een tweede, derde of zelfs vierde zit. Het crisismanagement en de skills van de leidinggevenden zullen worden bijgeschaafd, maar er werd nooit uitgezocht waar men juist tekort schoot.
Maar goed, laten we toch een aantal positieve zaken belichten. Een absoluut goede zaak is de aanbeveling om werk te maken van een pandemieplan dat geëvalueerd en geüpdatet wordt. Daarnaast is er ook de komst van een crisiscommissaris, die ten laatste 24 uur na de aanvang van de federale fase aangesteld zal worden. De pandemie maakt overduidelijk dat wanneer de crisis het petje van de politiek overstijgt, een sterk commissariaat de politieke beslissingen zal moeten voorbereiden, op basis van expertise.
Maar in de aanbevelingen wordt echter nagelaten om een overtuigende democratische check in te voeren. Dat terwijl een democratisch parlementair debat een basisvereiste is wanneer beleidsvoorstellen en maatregelen een dreiging vormen voor de individuele vrijheid.
Het rapport staat ook bol van de ingeslopen politieke agendapunten van de regeringspartijen. De aanbeveling over centrale aankoopdiensten en kaderovereenkomsten met grote concerns betekenen de dood van kleinere KMO’s als overheidsleverancier.
Aan de Europese dimensie wordt eveneens een volledig hoofdstuk gewijd. Herinner u bijvoorbeeld de gezamenlijke aankoopprocedures van mondmaskers en spuiten die op een sisser uitdraaiden, de gesloten grenzen tussen lidstaten en het niet delen van beschermingsmateriaal, de vaccincontracten waar Europa zich liet voorbijsteken door andere continenten en staten. Wel dát Europa moet volgens de aanbevelingen een antwoord bieden op het gefaald beleid.
De bezorgdheid over het respecteren van het subsidiariteitsprincipe dat de N-VA al vaker heeft geuit, blijkt er bovendien één te zijn dat ook door andere lidstaten gedragen wordt. Het scepticisme geuit door heel wat nationale parlementen over de One Health Policy leert ons dat ook andere lidstaten argwanend zijn. Helemaal pijnlijk is de passage over de institutionele hervormingen. Ons land werd wereldberoemd met haar negen ministers van volksgezondheid voor 11,5 miljoen inwoners. En ook de gehele commissie concludeerde, hoe kan het ook anders, dat de verdeling en organisatie van de bevoegdheden inzake gezondheidszorg beter kan.
Hemeltergend is de vaagheid waarmee het overduidelijke kluwen rond de zorgsector beschreven wordt. Nóg erger is het totale gebrek aan bereidheid om pijnpunt nummer één te beschrijven. Dus negen ministers, negen kabinetten en eindeloze overlegstructuren die snelle, efficiënte besluitvorming in de weg staan.
Dat de parlementsleden van de paars-groene Vivaldi-partijen geen fiat verkregen om zich te uiten over een volledige federalisering of een volledige regionalisering verwondert mij niet. Maar de stelling dat elke patiënt maar één minister die bevoegd is voor gezondheidszorg hoeft te hebben, zou op z’n minst kristalhelder en wervend zijn voor een grondig debat. Eentje waar échte knopen in het belang van de patiënt en de zorgsector genomen zouden kunnen worden.
Onze maatschappij heeft nood aan leiders die stellingen innemen en hun beleid daarop enten. Het werk van de bijzondere COVID-commissie was dé kans voor die extra dimensie. Jammer dat particratie en stellingname van meerderheidspartijen dat verhinderd hebben.
De conclusies van de N-VA-fractie zijn helder en wordt bovendien geformuleerd in een duidelijke parallelle analyse. Als ondervoorzitter van de commissie moest ik de werkzaamheden laten stilleggen om de partijpolitieke spelletjes te omzeilen. De volharding van de parlementsleden om toch het maximaal haalbare resultaat neer te zetten zijn meer dan verdienstelijk.
Groot was dan ook mijn verbazing dat weinig media de commissie volgden, laat staan de conclusies na te lezen of aan het grote publiek te kennen gaven.
En dat voor een onderwerp dat al zo lang ons leven beheerst. De N-VA-stem weerklonk in de commissie, werd regelmatig vertaald in persberichten, maar bereikte de man in de straat niet.
Stellen dat er dus niks gebeurde in de COVID-commissie is compleet onjuist.
De COVID-commissie werkte hard en leverde resultaat af. En wie zich afvraagt of de commissie wel nuttig was, is van harte welkom om de bespreking in de plenaire mee te volgen. Ik kan u alvast meegeven dat u niet teleurgesteld zal zijn.